De bijenhouder giet honing uit, graf Pabesa, TT 279De meeste beschrijvingen over wondbehandeling vinden we terug in het Edwin Smith papyrus. Het woord voor wond is 'webenu', wat mogelijk 'oppervlakkig' of 'diep' betekent.

Voor een erg diepe, gapende wond gebruikt men het woord 'webenu kefet'.
Het was gebruikelijk om een wond op de eerste dag af te dekken met vers vlees. Vervolgens werd geadviseerd om de wond met olie en honing te behandelen om op twee manieren de genezing te bewerkstelligen. Enerzijds zouden de suikers in de honing een vochtonttrekkende werking hebben waardoor de zwelling verminderde. Op de tweede plaats is over het algemeen bekend dat er in honing geen bacteriën groeien. Men ging er vanuit dat honing een geneeskrachtige werking had en verschillende studies hebben dat ook aangetoond.

Of er bij grote wonden werd gehecht wordt sterk betwijfeld. Weliswaar zijn er naalden teruggevonden die al dateren uit de Predynastische Periode maar het is niet duidelijk of die ook werden gebruikt om de wat grotere wonden te hechten.
Er zijn een aantal voorbeelden bekend uit het Edwin Smith papyrus waarin werd geadviseerd de wond te hechten. Hoewel men in het oude Egypte al heel vroeg bedreven was in het naaldwerk, wordt in de vertalingen nauwelijks een woord voor hechten genoemd, ook in de diverse papyri worden geen woorden teruggevonden die hieraan refereren. Alleen in de voorbeelden uit het Edwin Smith papyrus wordt het woord 'ider' gebruikt, maar er zijn weinig sporen die leiden naar het daadwerkelijk chirurgisch hechten van een wond. Er is wel een voorbeeld van balsemers uit de 26e dynastie die het toepasten na het overlijden. Echter, normaal gesproken lieten zij de incisies open en dekten ze de snede af met een metalen plaatje.
Waarschijnlijk werd de wond alleen maar dicht genaaid als de situatie levensbedreigend was. In het Edwin Smith papyrus wordt namelijk een melding gemaakt van een man met een geïnfecteerde luchtpijp waarbij een gat is ontstaan. Aangeraden wordt deze wond te hechten. Mogelijkerwijs zou de man anders stikken.

In het papyrus wordt ook gesproken over het verbinden van wonden. Natuurlijk werden er al linnen bandages oftewel 'seshed' gebruikt waarmee de balsemers de mummies vakbekwaam omwikkelden. Ook werden de bandages gebruikt om er botbreuken mee te fixeren. Het linnen was sterk, beschermde tegen infectie en bood een grote mate van stabiliteit. In het Edwin Smith papyrus komt men verder het woord 'septy' tegen waarmee men de wondranden bedoelt die, als een hechtpleister, tegen elkaar werden gehouden met verband. Hiervoor worden de woorden 'hayt' en 'awy' gebruikt, dit woord is verwant aan het woord 'seshed'. Voor kleinere verwondingen maakt men tegenwoordig nog steeds gebruik van de techniek om de wond op deze wijze te hechten. Men gebruikt hiervoor een zwaluwstaart, een speciale pleister. In het oude Egypte werden de bandages mogelijk vastgezet met bijenwas of palmwas. Ook diverse harssoorten kwamen hiervoor in aanmerking.

Waarschijnlijk dat een infectie aan een wond werd gezien als een normaal proces bij de genezing van een wond. Diverse planten en kruiden werden aangewend om de lokale infecties te lijf te gaan, samen met een groen pigment, wadju. Men veronderstelt dat dit koperoxide of verpulverd malachiet was waarvan bekend is dat het een anti-bacterieel effect heeft. Een beschrijving in het Ebers papyri verhaalt van een andere benadering om de genezing te bespoedigen. Lokaal wordt ossenvet aangebracht, waarschijnlijk om het pussen van de wond binnen de perken te houden. Gerstebrood werd aanbevolen om de wond te drogen, als deze te vol zou lopen met pus.

© 2012 Joke Baardemans

Bron: Ancient Egyptian Medicine, J. F. Nunn, Ancient Egyptian Medicine, M. Faiad, Medicine in the days of the Pharaohs, B.Halioua en B. Ziskind