Thoetmosis III en Isis, KV 34 graf Thoetmosis III De farao was de spil in de oud-Egyptische samenleving. Hoewel zijn heerschappij pas met de kroning begon, bezat de farao volgens de oude Egyptenaren bij zijn geboorte al een goddelijke status, die hem met de moedermelk werd ingegeven.

Op afbeeldingen uit die tijd zien we dan ook een farao die de borst krijgt van de godin Isis, in de gedaante van een boom. Dat het ambt niet altijd gelieerd was aan een dynastie blijkt uit het feit dat ook buitenlanders het ambt konden vervullen. De bloedlijn was minder belangrijk dan het koningschap.
Doordat familieleden soms taken overnamen van de farao speelden zij soms ook een rol binnen de religie.

De farao was door de goden voorbestemd een belangrijke taak uit te voeren, namelijk het handhaven van de kosmische orde, een taak die indirect aan de goden was voorbehouden. Oorspronkelijk regeerden de goden, maar nadat zij zich van de aarde hadden teruggetrokken, nam de farao deze belangrijke taak op zich. De farao was niet de vervanger van de goden, maar trad op als bemiddelaar tussen de goden en de mensen. Hij was een mens met een goddelijk karakter, kreeg als het ware een extra status door zijn ambt en kon met de goden communiceren. De dialoog die de farao voerde met de goden bestond ook uit de verzorging van de goden. Hoewel de verzorging van de goden ook door leken kon worden uitgevoerd, zien we in afbeeldingen altijd alleen de farao. Officieel was hij de enige persoon die oog in oog met een god mocht staan.

Het aanbieden van Maät, Tempel van Hathor, Deir el-MedinaDe verzorging van de goden bestond onder andere uit het aanbieden van 'maät'. Dit is een symbolische handeling waarbij de farao de godin Maät plechtig op handen draagt en aanreikt aan de goden, een afbeelding die men veelvuldig in de tempels en graven tegenkomt. Maät is een begrip en het fundament waarop de Egyptische samenleving was gebaseerd en waaromheen het centrale instituut van de faraonische macht was georganiseerd. Maät heeft alles te maken met orde, waarheid en gerechtigheid. De farao had als taak hierover te waken en zijn volk te beschermen tegen chaos. Hij kreeg deze taak, bij zijn kroning, uit handen van de goden en zette hiermee een traditie voort die oorspronkelijk begon met de scheppergod Atoem, de vader van alle goden. Continuering van de traditie was de belangrijkste taak van de farao. Sporen hiervan zien we reeds terug in dynastieke paletten en op tempelwanden: het bedwingen van de chaos, gepersonifieerd door de buitenlanders. De afbeeldingen tonen onder andere de farao die de vijand bij de haren grijpt of de vijand 'onder de voeten' heeft.

Chefren en Horus, 4e dynastie, Egyptisch Muesum, CaïroDat de farao een bijzondere status heeft, zien we ook op de manier waarop hij soms samensmelt met de god Horus, bijvoorbeeld bij het beeld van Chefren uit de 4e dynastie. Door de samensmelting met Horus krijgt hij de 'goddelijke vonk', een directe inspiratie door een bijzondere god. Het geeft de verbondenheid aan met zijn voorgangers. Horus regeerde ooit op aarde maar trok zich terug in het hiernamaals, waarna de mensen aan hun lot zijn overgelaten. De farao werd gezien als opvolger van Horus.
Tijdens het sed-feest, een van de belangrijkste gebeurtenissen tijdens zijn regerinsperiode, bewees de farao ten overstaan van zijn volk en de goden dat hij nog steeds een waardig opvolger van Horus was. Het was een ritueel feest waarbij de farao zijn goddelijke krachten weer op moest laden. Op ceremoniële wijze, door middel van een 'ronde om het veld', liet hij zien dat hij nog steeds in staat was zijn onderdanen te behoeden voor chaos.

De oude Egyptenaren geloofden dat bij overlijden de ka-ziel, de levenskracht die ieder individu zijn of haar speciale karakter gaf, uiteindelijk meeging naar het dodenrijk. Bij een farao lag dat anders. Zijn 'koninklijke ka' werd bij de kroning doorgegeven van de oude op de nieuwe farao. Hierdoor werd de sterfelijk farao een soort semigoddelijk persoon. Dit bevestigt eveneens de continuïteit van het ambt. Een spannend moment was dan ook de periode wanneer de oude farao overleden was en de nieuwe nog niet in functie. Er ontstond een soort vacuüm waarin chaos op de loer lag en er geen bemiddelaar was om de orde te bewaken. Soms ving men dit op door een coregentschap aan te gaan.

Ondanks de continuïteit van de traditie en het conservatisme veranderde de religie in de loop der tijd. Er waren geen vaste richtlijnen, er was volop ruimte voor andere goden en ruimte voor een individuele beleving van de godsdienst. Waar een zichtbare verschuiving plaatsvond in bijvoorbeeld de constructie en de vormgeving van bouwwerken, veranderde het wezen van de farao eveneens: het goddelijke element van de heerser veranderde in een meer een menselijk element.

©Joke Baardemans 2012

Bronnen: Collegeverslag, F. Sanders; Gods and Men in Egypt, F. Dunand/C. Zivie-Coche;  Het oude Egypte, T. Wilkinson; Opkomst en ondergang van een beschaving, T. Wilkinson; Ma'at, Frans Schobbe