Horemheb met sjebioe-kraag, foto RMO LeidenIn het oude Egypte werden sieraden door iedereen gedragen, van de arme boeren tot de meest welgestelden, door vrouwen, mannen en kinderen en door zowel levenden alsook doden.

Sieraden hadden niet alleen een decoratieve functie. Zij werden tevens gebruikt als amulet, als diplomatieke gift, militaire onderscheiding, propagandistische middel en ook in de ruilhandel kwamen sieraden van pas. Het dragen van sieraden kon een rang aangeven, een uiting zijn van rijkdom of een specifieke sociale status onderstrepen. Zo werd generaal Horemheb voor bewezen diensten beloond met het eregoud als teken van koninklijke gunst. Reliëfs uit zijn graf in Sakkara tonen de generaal met een sjebioe-kraag, een kostbaar gouden halssieraad.

Het dragen van sieraden verleende de drager dus een zekere identiteit, maar bood ook bescherming. De kracht die eraan werd toegeschreven was erg belangrijk. Net zoals amuletten waren ook sieraden bedoeld om kwade machten van hun dragers af te weren. Omgekeerd konden ze het goede aantrekken en de bescherming van een goddelijke macht verkrijgen. Het is daarom soms lastig om een scheidslijn tussen sieraad en amulet te trekken. Men zou kunnen zeggen dat amuletten symbolische sieraden zijn, waaraan magische krachten wordt toegekend.
Zilveren armbanden ingelegd met edelstenen in de vorm van libelles, Egyptisch Museum CaïroDe sieraden die de tand des tijds hebben doorstaan, bevonden zich in de graven van welgestelden en lijken daardoor in de kern verbonden aan de dodencultuur. Echter, door de vele afbeeldingen en teksten, versieringen van overledenen en de opgeslagen sieraden in speciale kistjes weten we dat deze ook bij leven werden gedragen.
Vanwege hun beschermende en kwaad afwerende werking waren sieraden onmisbaar in het hiernamaals. Veel sieraden werden daarom dikwijls al bij leven, in opdracht van de grafeigenaar, gemaakt. Al in het begin van de faraonische cultuur werden door de Egyptische handwerklieden enorme prestaties geleverd op het gebied van de sieraadkunst. Dankzij een brede beheersing van materialen en een zeer verfijnde smaak, waren zij in staat grootse meesterwerken te creëren. Zelfs op zeer klein formaat werden ongekende prestaties geleverd. Handwerklieden die goud. zilver en edelgesteente verwerkten, stonden daarom in hoog aanzien. Zij waren niet alleen vakwerkspecialisten, maar werden ook beschouwd als intellectuelen, vormgevers en veelzijdige kunstenaars. Meestal stonden ze aan het hoofd van de grote kunstateliers, die op hun beurt weer onder de bescherming van de farao stonden. Veel van deze handwerkslieden hadden dan ook een hoge ambtelijke status.
Glazen amulet uit de 19e dynastie in de vorm van het hiëroglief voor het woord 'hart'Aan de hand van voorwerpen en grafdecoraties is men meer te weten gekomen over de technieken waarmee sieraden werden gemaakt. In de mastaba van Mereroeka staat bijvoorbeeld een werkplaats van een juwelier afgebeeld. We zien hier handwerkslieden, voorzien van een blaaspijp. Zij zijn betrokken bij het smelten van goud. Men was bekend met technieken als het gieten, solderen en uithameren van metaal. Zelfs het toevoegen van pigment aan edelmetaal en granulatie waren technieken die men toepaste. Ook zijn er bij opgravingen in het arbeidersdorp Deir el-Medina kleimallen gevonden, voor het maken van ringen, amuletten en kralen van faience.
De handwerklieden waren bij het vervaardigen van sieraden aan strikte regels gebonden, om aan de religieuze functie van de sieraden te kunnen voldoen. Men gebruikte specifieke materialen, kleuren en ontwerpen, verbonden aan de diverse goden of hadden magische eigenschappen inzake bescherming. Veranderingen in uitvoering en productie konden effect hebben op de spirituele waarde van het object en dat moest ten koste van alles worden voorkomen.

De grondstoffen voor hun sieraden vonden de Egyptenaren in de eerste plaats in eigen land. De woestijnen waren rijk aan edelgesteenten, mineralen en goud. Sommige grondstoffen werden vanuit het buitenland geïmporteerd en waren hierdoor zeer kostbaar, zoals lapis lazuli en zwarte obsidiaan. Ook zilver werd geïmporteerd, onder andere uit het Nabije Oosten. De winning, het transport, het beheer en het gebruik van met name goud waren in handen van de farao. Kornalijn, turkoois en lapis lazuli werden in het Oude Rijk al regelmatig aangewend voor koninklijke sieraden. In het Middenrijk was dit een gangbaar gebruik geworden. Veruit favoriet was faience, dun geglazuurd aardewerk dat voor het eerst in Mesopotamië werd gemaakt. Het had de eigenschap dat het glom en glinsterde en had voor de oude Egyptenaren mogelijk een magisch karakter.

Ring van goud en edelsteen (carneliaan) met de katgodin Bastet uit de Derde Tussenperiode, British MuseumDe materiaalkeuze hing af van praktische, esthetische en symbolische factoren. Been, parelmoer of ivoor werden bijvoorbeeld gebruikt voor minder verfijnde stukken en deze waren dus goedkoper. Welgestelden gebruikten dikwijls materialen als kostbare steensoorten, diverse edelmetalen en glazen kralen. Kettingen, armbanden en gordels van kralen bleven de gehele faraonische tijd populair, andere sieraden waren modegevoeliger. Enkelbanden werden bijvoorbeeld veel in het Middenrijk gedragen, terwijl in het Nieuwe Rijk ringen en oorversieringen in de mode waren. Juwelen werden door zowel mannen als vrouwen gedragen. Dat was vooral in het Nieuwe Rijk het geval, toen de welvaart geen grenzen kende. De sieraadkunst ontwikkelde zich tot grote hoogte, met als absoluut hoogtepunt de 18e dynastie. Sieraden uit die tijd zijn meestal rijker bewerkt, gevarieerder van vorm en motief, en opzichtiger dan in de voorafgaande perioden. De vormgeving werd beïnvloed door stijlen in het Egeïsche gebied, de Levant. Vele voorbeelden hiervan zijn gevonden in het graf van Toetanchamon (KV 62).
Gedurende de Late Tijd produceerden vooral de Nubiërs spectaculaire sieraden. Nubië was rijkelijk voorzien van materialen als ivoor, ebbenhout, struisvogeleieren, dierenhuiden en natuurlijk goud. Goud werd zowel in Nubië alsook in Egypte geassocieerd met goden, vooral met de machtige god Amon-Ra. Nubië vormde voor een groot deel van de dynastieke periode een grote toeleverancier van dit delicate edelmetaal, maar Egypte kende ook nog ander gebieden met goudmijnen, zoals in de oostelijke woestijn in de buurt van Hammamat.

© 2015 Joke Baardemans

Bronnen: Het Oude Egypte, T. Wilkinson: Objects for Eternity, C.A. Andrews en J. van Dijk; Gold and the Gods: Jewels of Ancient Nubia, J. Wiener; Jewelry, Y. Markowitz, The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt