Stopper kanopenvaas Toetanchamon, Egyptisch albast, Egyptisch Museum CaïroEr bestaat nogal wat onduidelijkheid over wat men nu precies onder Egyptisch albast verstaat.

Albast kan grofweg op twee manieren worden ingedeeld, namelijk het gips-albast (seleniet en satijnspaat) en het kalk-albast (travertijn). Seleniet en satijnspaat komt men tegen in dunne, breuklijntjes die de ruimte tussen rotsen opvullen. Door heel Egypte worden verschillende soorten albast gevonden. Er is slechts één echte faraonische steengroeve bekend, in het noordoosten van de Fayoem. Dit albast is wit en doorlopen met gele en roodbruine adertjes die zijn veroorzaakt door onzuiverheden. Kenmerkend voor deze vorm van albast is het feit dat het een zeer zacht gesteente is, soms zelfs zo zacht dat je er met een vingernagel in kunt krassen. Vanaf de Predynastieke Periode werd een grote variatie aan vaatwerk gemaakt van dit soort albast. Het gips-albast werd ook gebruikt als pleisterwerk op de wanden en plafonds van huizen, paleizen, graven en tempels. Beschilderd wittte pleister/kartonage, mummiemasker uit de Ptolemaeïsche PeriodeDe algemene benaming hiervoor is gesso. Hiermee repareerde men ook vaatwerk, andere stenen voorwerpen en het vormde de ondergrond voor inlegwerk. Hoewel het gesso de oorspronkelijke term is voor gips-albast wordt hier tegenwoordig ook het witte pleisterwerk mee aangeduid dat is samengesteld uit kalksteenpoeder vermengd met gom. Vooral tijdens het Nieuwe Rijk werd deze substantie vaak gebruikt als deklaag op houten voorwerpen. Dit vormde een uitstekende basis om het voorwerp te beschilderen of te vergulden. Ook werd het witte pleister op grote schaal gebruikt voor kartonnage van de mummiemaskers.
Kalk-albast of travertijn is een aanmerkelijk harder gesteente. Dit is het gesteente wat over het algemeen wordt aangeduid met Egyptisch albast of kortweg albaster. Dit gesteente werd op diverse plaatsen in Egypte aangetroffen. De meest beroemde steengroeve lag circa achttien kilometer ten zuidwesten van Amarna. Teksten uit het Oude Rijk duiden deze plek aan als Hatnub (huis van het goud). Archeologische overblijfselen, graffiti en inscripties hebben aangetoond dat hier zo'n 3000 jaar travertijn gewonnen werd, vanaf de regering van Choefoe tot aan de Romeinse Tijd. Ook vlakbij Helwan bevond zich een belangrijke steengroeve, voornamelijk in gebruik tijdens het Oude Rijk.
Vaasje van Egyptisch albast, 6e dynastie, MET, New YorkHet Egyptisch albast is een compacte, niet poreuze rotssoort die geheel uit calciet bestaat. In de calciumafzetting kan men drie vormen in onderscheiden. Allereerst de ondoorschijnende, fijn geruwde variant met weinig of geen gelaagdheid. De tweede variant is doorschijnend, grof geruwd, draderig en lichtbruin of geelachtig tot oranjebruin gekleurd met een fletse, vlekkerige gelaagdheid. Tenslotte is er de kalkafzetting wat een vermenging, een tussenlaag is van beide vorige varianten waarbij scherpe stroken in het gesteente zijn te onderscheiden. In het oude Egypte werden met name de laatste twee varianten het meest gebruikt. De bruine variant vervloeid haast tot wit als het wordt blootgesteld aan de zon. Het werd onder meer gebruikt voor het buitenwerk en binnenwerk van de Mohammed Ali Moskee in Caïro.
Het Egyptisch albast werd al gebruikt vanaf de Vroegdynastieke Periode voor vloeren en de bekleding van muren in tempeldoorgangen en kamers. Gedurende het Nieuwe Rijk werd het op grote schaal gebruikt voor kleine schrijnen in de open lucht zoals bijvoorbeeld voor diverse farao's in de Karnaktempel. Vanaf de Predynastieke Periode tot aan de Romeinse Tijd werden van Egyptisch albast allerlei kleinere voorwerpen gemaakt zoals kanopenvazen, beelden, offertafels, oeshabties en vaatwerk zoals schalen en borden. Slechts af en toe werd travertijn gebruikt voor grote objecten zoals sarcofagen en grote beelden. Het was namelijk erg moeilijk om de grote steenblokken vanuit de steengroeves te verplaatsen.

De Oudegyptische benaming voor Egyptisch travertijn is Ss maar tijden het Oude Rijk werd het af en toe ook aangeduid als biAt.
De verwarring tussen de albastsoorten is ontstaan doordat de Grieken en Romeinen deze rotssoort alabastrites noemden en het werd een gewoonte deze naam ook aan de gipsgesteenten te geven. Gedurende de Middeleeuwen werd de oorspronkelijke naam vergeten en vervangen door de populaire en algemene naam albast, wat er erg op lijkt. Om verwarring te voorkomen met de andere steensoort hanteert men tegenwoordig de correcte benaming calciet voor Egyptisch albast of travertijn. Dit ook om een duidelijk onderscheid te maken met het Italiaanse travertijn, afkomstig uit Tivoli, wat een compleet ander uiterlijk en samenstelling heeft.

© 2013 Joke Baardemans

Bronnen: The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt art. J.A.Harrell; Ancient Egyptian Materials and Technology, P.T. Nicholson en I. Shaw