Ahmose-Nefertari, vrouw van Ahmose I, 18e dynastie, Louvre MuseumAan het koninklijke hof waren vele vrouwen te vinden. De belangrijkste vrouw was de koninklijke echtgenote.

Zij werd meestal door anderen voor de farao uitgekozen. Hoe en door wie de selectie precies plaatsvond, is niet duidelijk. Gezien de reikwijdte en het belang van haar taken neemt men aan dat dit geen lichtvaardige keuze was en dat het met uiterste zorgvuldigheid gebeurde. Normaal gesproken kwam deze vrouw uit de familiekring en werd zij vanaf haar geboorte op haar taak voorbereid en goed opgeleid. Broer-zuster en vader-dochter relaties waren niet ongewoon in het oude Egypte. Sommige farao's uit de 18e en 19e dynastie trouwden om diplomatieke redenen met buitenlandse prinsessen. Door het over en weer uitwisselen van vrouwen konden de betrekkingen met het buitenland versterkt worden. Veel van wat hierover bekend is weten we door de Amarnabrieven en Hettitische teksten waarin de diplomatieke correspondetie is vastgelegd.

Eenmaal gehuwd met de farao kreeg zij de titel 'grote koninklijke echtgenote'.
De koningin was, net zoals alle Egyptische vrouwen, loyaal aan haar echtgenoot en kinderen. Als belangrijke, vrouwelijke spil in de monarchie en als echtgenote van de farao speelde zij een officiële rol in politieke en religieuze aangelegenheden. Indien zij een zoon had die nog minderjarig was, kon zij zelfs verzocht worden het land te besturen bij afwezigheid van haar echtgenoot. In enkele gevallen regeerden vrouwen geheel zelfstandig. Het bekendste voorbeeld is koningin Hatsjepsoet. Na de dood van Thoetmoses II, was zij aanvankelijk regentes voor haar minderjarige stiefzoon Thoetmoses III. Maar uiteindelijk riep zij zichzelf uit tot farao en gebruikte zij de volledige koninklijke titulatuur.
Men kende ook nog andere belangrijke titels. Wanneer de grote koninklijke echtgenote een opvolger baarde, werd zij bij zijn troonsbestijging 'koningsmoeder' genoemd. Een vrouw van een hoge ambtenaar of legerofficier kon worden aangesteld als 'koninklijke voedster'. De titel van speciaal begunstigde vrouwen, die ook uit niet-koninklijke kringen stamden, was 'ornament des konings'. Tot de hoogste functies van de tempel hoorde die van de 'godsvrouw', 'substituut godsvrouw' en 'godshand'. Dit waren priesteressen van de hoogste orde, die ook in economisch en politiek opzicht een grote rol speelden. Koninklijke vrouwen waren ook te vinden in de binnenvertrekken van de tempel als 'godaanbidster' of als 'grote zangeres'.

De grote koninklijke  echtgenote Nefertari, QV 66 LuxorDe farao was polygaam en beschikte over een harem. Polygamie bood een aantal voordelen, bijvoorbeeld als de grote koninklijke echtgenote er niet in slaagde een opvolger voort te brengen. Binnen de harem waren altijd wel mannelijke nakomelingen aanwezig.
Ook de buitenlandse prinsessen maakten onderdeel uit van de harem. De harem was tevens het domein van de koningin, waar de kinderen van de farao en van hoge ambtenaren werden opgevoed. Verder werd de harem bevolkt door de zusters van de farao, tantes, echtgenotes en vrouwen van zijn overleden vader plus hun kinderen en bedienden. Aan het hoofd van de harem stond een opzichter. In het Oude Rijk was dit een vrouwelijke opzichter maar in het Middenrijk werd een mannelijke opzichter aangesteld. De vrouwen in de harem hadden een afgeschermd leven en kenden geen officiële verplichtingen. Tot aan het Nieuwe Rijk hadden zij zeer weinig politieke en religieuze invloed. Tijdens het Nieuwe Rijk groeide de harem uit tot een belangrijk instituut met eigen landerijen en bedrijfjes. Bovendien kreeg de harem een politieke functie. De invloed ervan in de staatspolitiek werd vooral duidelijk in het complot tegen Ramses III onder leiding van een haremvrouw. Een groot aantal vrouwen en mannen zwoer hierbij samen om de koning te vermoorden.

© 2012 Joke Baardemans

Bronnen: Chronicle of the Queens of Egypt, J. Tyldesley; Women in Ancient Egypt, G. Robins; Archaeologies of Social Live, L. Meskell