Serdab met een replica bij de piramide van Djoser, foto: J. BaardemansIn het oude Egypte draaide alles om een leven na de dood. Dit is duidelijk terug te zien in de vele graven en tempels die Egypte rijk is.

Teksten op de wanden en op voorwerpen zijn over het algemeen doorspekt met verwijzingen hiernaar. Om een leven in het hiernamaals zeker te kunnen stellen was het belangrijk dat men daarvoor de juiste maatregelen trof. Zonder het fysieke lichaam was dat niet mogelijk. Dat was ook de reden waarom men veel zorg besteedde aan de overledene en hem door middel van mummificatie geschikt maakte voor een leven na de dood. Voor een geslaagde wedergeboorte en een eeuwig leven waren nog meer maatregelen nodig. Het moest hem vooral aan niets ontbreken en het graf werd dan ook dikwijls voorzien van een grote hoeveelheid grafgiften. De basisgiften bestonden uit voedsel en drank. Vaak werden deze op een offertafel geplaatst en regelmatig ververst. De overledene moest zelf ook kunnen deelnemen aan de offercultus en daarom werden er ook grafbeelden van en voor hem gemaakt. Deze beelden werden in de cultusruimte opgesteld en waren normaliter alleen te zien voor de personen die de offergaven brachten. De cultusruimte was in principe niet voor publiek toegankelijk.

Mastaba van Ti met het ka-beeld van Ti, foto: Petra Lether   Aan het einde van de 3e dynastie verscheen er een speciale ruimte voor het beeld van de grafeigenaar. Deze ruimte wordt een 'serdab' genoemd. Dit is het Perzisch-Arabisch woord voor onderaardse ruimte of hol. Het is een tamelijk klein, gesloten kamertje in de cultusruimte, waarin zich een beeld, het ka-beeld van een overledene bevond. Het kamertje was voorzien van een smalle spleet of een paar ooggaten in een van de muren. Door deze opening kon de ' ka-ziel' in- en uitgaan. De ka was de levenskracht die elk individu zijn of haar specifieke karakter, aard en temperament gaf. Ook na iemands overlijden bleef de ka voortbestaan. Hij moest hiervoor wel de noodzakelijke bescherming en voeding krijgen. Dat was het doel van de offergaven. Doordat de ka-ziel naar binnen en buiten kon, was de overledene ook zelf in staat om de offercultus bij te wonen.

Het oudste voorbeeld van een serdab stamt uit de het graf van Den in Abydos, maar meer bekend is de serdab van farao Djoser. Deze bevindt zich aan de noordzijde van de piramide van Djoser. De serdab bevat een replica van het ka-beeld van farao Djoser. Het echte beeld bevindt zich in het Egyptisch Museum te Caïro.  Omdat de beelden van farao's onderdeel uitmaakten van de cultus was het niet handig ze in een gesloten ruimte op te stellen. Een beeld van een farao in een serdab is dan ook een uitzonderingsgeval.
Aan het einde van de 3e dynastie verschenen de eerste serdabs in privégraven of mastaba's. Deze graven waren bestemd voor de hoge ambtenaren, de elite van het oude Egypte. Gedurende de 4e dynastie nam het aantal serdabs in Sakkara en Gizeh fors toe. Grotere graven beschikten zelfs over meerdere serdabs die tientallen beelden bevatten. Het graf van Rawer (5e dynastie) in Gizeh bijvoorbeeld bevatte vijfentwintig serdabs met meer dan honderd beelden. Het was ook de periode waarin de beelden van de grafeigenaar en zijn familie vergezeld werden van dienarenbeelden. Tegen het einde van de 5e dynastie werden de beelden van de grafeigenaar niet langer in de serdab maar gewoon in onderaardse grafkamer opgesteld. Vanaf de 6e dynastie deed men dit ook met de dienarenbeelden.
Men heeft serdabs alleen aangetroffen in mastaba's en niet in rotsgraven. Na het Oude Rijk werd het rotsgraf bepalend voor de verdere ontwikkeling van de grafarchitectuur. Gedurende de Eerste Tussenperiode verdwenen de serdabs volledig.

© Joke Baardemans 2012

Bron: Egypte, het land van de farao's, H.F. Ullmanm; Het Oude Egypte, T. Wilkinson; The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, D.B. Redford; Serdab in Lexicon der Ägyptische Baukunst, D. Arnold