Kuif-ibis, symbool voor de Ach, tempel van Karnak, foto: Petra LetherDe ach is voor ons een van de minst begrijpelijke kenmerken van de persoonlijkheidsstructuur.

Het woord ach (Ax, meervoud Axw) betekent in het hiërogliefenschrift stralen of stralend licht. Dit persoonskenmerk kan dan ook worden omschreven met de verlichte geest, een stadium die de overledene bereikt wanneer hij van zijn lichamelijkheid is verlost en voortleeft in de dodenwereld. Als een onveranderlijk, levend wezen van licht werd hij vaak geassocieerd met de sterren.
Ach kan ook doeltreffend of nuttig betekenen, een effect dat zich tijdens het dagelijks leven of in het hiernamaals kon afspelen. In de dodencultus werd de overledene een effectief wezen door deugdzaamheid, door de juiste offergaven en door doeltreffende spreuken. Tijdens het begrafenisritueel werden de ach, de ka en de ba verenigd. Pas hierna werd een verlichte, doeltreffende status bereikt. In het dagelijks leven betroffen dit vooral handelingen die betrekking hadden op de eeuwigheid, zoals bijvoorbeeld het bouwen van een kapel voor een overleden vader. Zo bouwde Sethi I (19e dynastie) een kapel in Abydos voor zijn vader en verrichtte Oudjahorresne (26e dynastie), een hoge ambtenaar met vele titels, ach-handelingen, door de zwakkeren in de samenleving eten te geven en angstige personen te beschermen. Ach-handelingen waren dan ook nauw gelieerd aan maät, een van de belangrijkste aspecten binnen de Egyptische samenleving, dat verbonden was met orde, waarheid en gerechtigheid.
Gedurende het Oude Rijk werd de ach vooral met goden en farao's geïdentificeerd. Later kon niet alleen de farao, maar iedereen binnen de samenleving ach-effectief zijn of ach-effectieve handelingen verrichten.

Scarabee met de namen van farao Siptah (19e dyn) waarin de ach wordt weergegevenHet ach-concept was gebaseerd op een soort wisselwerking tussen een god en een farao, tussen een vader en een zoon. Dit is tot uitdrukking gebracht in allerlei religieuze handelingen en grafteksten uit het oude Egypte. Zo stond in de Piramideteksten dat de farao, als plaatsvervanger van de god Horus, een ach werd door zijn vader (de god Osiris). Op dezelfde manier kon Osiris een ach worden door zijn zoon Horus. Ook in de Sarcofaagteksten en in het Dodenboek komen dergelijke beschrijvingen voor. Alles was gericht op een succesvol leven in het hiernamaals.

Ook kosmische aspecten van verlichte kracht werden aan de ach gelieerd. De schepping, ontstaan door licht, is een bewijs van effectiviteit. Volgens teksten uit de dodencultus bracht het licht leven en hield de schepping in stand. Het verlichte aspect ziet men ook terug in beschrijvingen van de ach-overledene die overgaat in licht. Hij geeft aan hoe belangrijk de zonnegod Ra is door te zeggen: Ra doet het voor mij en zijn ach is in mij.
Om als een ach te kunnen overleven in het hiernamaals moest deze worden gevoed. Men moest dus over de juiste grafbenodigdheden, voedsel en kennis van magische spreuken beschikken.

Hiëroglief voor ach Het hiëroglifisch teken voor ach is de afbeelding van de kaalkop- of kuifibis. Deze vogel beschikte over een verenpracht waarvan de kenmerken de oude Egyptenaren deden denken aan de zon en de hemel. Het hemels karakter van het teken wordt benadrukt door de blauwe kleur van de kraag en de rode kleur van de kop die aan de stralen van de zon doen denken. Deze vogel komt nu niet meer voor in Egypte.
Sommige woorden waren verbonden met de ach, of waren hiervan afgeleid, woorden zoals schitterend, heilzaam, opheldering, horizon, glans. Hieruit blijkt dat, hoewel de ach niet goddelijk was, hij wel met hen werd geassocieerd en hun kenmerken deelde.
De ach kon ook worden geassocieerd met vormen van kracht die niet aan licht waren verbonden, zoals bijvoorbeeld met de melk die Hathor, in haar koe-gedaante, aan haar dochter Hatsjepsoet gaf toen zij haar zoogde.

© Joke Baardemans 2014

Bronnen: art. Akh, F. Friedman, The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt; Maät, normen, waarden, monumenten in het oude Egypte, F. Schobbe; Dood en begrafenisrituelen in het oude Egypte, S. Ikram