Het gezin van Inerchau, graf Inerchau TT 359Egypte was een van de meest welvarende landen in de oudheid. Toch was er sprake van een zorgelijk en onzeker bestaan.

Goede medische zorg ontbrak en allerlei gevaren lagen op de loer zoals ziektes, gevaren rondom geboortes, ongelukken onder arbeiders etc. In het oude Egypte nam daarom het familieleven een uiterst belangrijke plaats in en het huwelijk was dikwijls een praktische verbintenis. Gedurende moeilijke tijden kon men hierop terugvallen en kinderen werden gezien als een investering in de toekomst. Zij voorkwamen niet alleen armoede op latere leeftijd maar vormden ook een garantie dat overleden ouders de juiste offers kregen om van een leven na de dood verzekerd te zijn.
Iedereen werd verondersteld te trouwen. Een man zonder vrouw werd gezien als onvolwassen en incompleet. De vrouwen waren vooral echtgenote en moeder, waarbij de godin Isis een belangrijke voorbeeldfunctie had. In het gezin was de vrouw, als meesteres van het huis, verantwoordelijk voor alle huishoudelijke aangelegenheden en de opvoeding. Meisjes werden klaargestoomd om zo snel en zo veel mogelijk kinderen te krijgen, waarbij het krijgen van zonen het belangrijkste werd gevonden. Onvruchtbaarheid van de vrouw kon een reden zijn om haar te verstoten. Zwangerschap en geboorte maakten de vrouw en haar omgeving kwetsbaar voor boze krachten. Allerlei rituelen moesten ervoor zorgen dat het kwaad werd afgeweerd en dat moeder en kind veilig door deze periode heen kwamen.
Opmerkelijk was dat in het oude Egypte mannen en vrouwen van gelijkwaardige sociale status ook gelijke rechten hadden, dit in tegenstelling tot andere samenlevingen. Uit rechtsverslagen blijkt dat vrouwen in rechtszittingen ook een rol konden spelen als eisende partij, als getuige of als verdachte. In dat laatste geval konden zij net als mannen met de stok worden ondervraagd en ook dezelfde straffen oplopen. Het hebben van gelijke rechten bood vrouwen de mogelijkheid om naast het huishouden en de opvoeding ook andere werkzaamheden te verrichten. Veel vrouwen maakten van deze gelegenheid gebruik om wat bij te verdienen door bijvoorbeeld ruilhandel te drijven. Zo wisselden ringen, vijzels, kleden, bedden en sandalen vaak van eigenaresse. Ook langs de vruchtbare oevers van de Nijl, waar een levendige markt te vinden was, vond volop ruilhandel plaats en in Deir el-Medina namen vrouwen weefopdrachten tegen betaling aan.

Tijdens het Nieuwe Rijk traden steeds meer vrouwen op in openbare functies. Zij handelden veelal als plaatsvervangster van de man die op reis was. Meestal betrof het vrouwen van hoge ambtenaren of legerofficieren, die als zangeres van Amon een rol speelden in de tempelcultus. Zij namen tijdelijk de taken van hun echtgenoot over en waren verantwoordelijk voor de dienaren, graanleveranties, akkerbouw en rantsoenering van een legereenheid. Zij werkten zelfs mee aan de arrestatie en executie van misdadigers.
Als weduwe kon een Egyptische vrouw niet erven van haar man. Een echtgenoot die zijn erfenis wilde nalaten aan zijn vrouw, kon dat doen door eerst officieel zijn vrouw als kind te adopteren. Het was namelijk gebruikelijk dat alleen kinderen konden erven van hun vader. De vrouw kon uitsluitend een deel krijgen van datgene wat ze samen tijdens hun huwelijk hadden verworven. Voor het overige stond zij er alleen voor en was ze aangewezen op de verzorging door haar kinderen. Wanneer ze de vrouw was van een soldaat, kon ze van de staat een stukje land pachten, maar was daarover dan evenveel belasting verschuldigd als de mannelijke boeren. Bij verstoting of echtscheiding was de bruidsschat die de vrouw had ingebracht, het enige wat haar restte. Dat bleef haar eigendom waarover ze vrij kon beschikken.

© 2012 Joke Baardemans

Bron: Chronicle of the Queens of Egypt, J. Tyldesley; Women in Ancient Egypt, Gay Robins; Archaeologies of Social Live, L. Meskell